Titel
Bedden of "gewenten"
Beschrijving
Afbeelding
Thema water in 't grom
Een van de meest in het oog springende kenmerken van de akkerbouw en de tuinbouw in openlucht in de gemeenten noordoostelijk van Mechelen is de grondbewerking in bedden of panden. Iedereen in de streek spreekt echter over "gewenten". Een gewent is gemiddeld 175 cm breed, gemeten van "middenvoor tot middenvoor". Wanneer deze speciale vorm van grondbewerking in deze niet zo grote regio ontstaan is weten we niet. Ze wordt waarschijnlijk reeds meer dan twee eeuwen toegepast, ook in de landbouwteelten, met de bedoeling de oppervlakkige waterafvoer vooral in de winter en het voorjaar te bevorderen.
Naast de gewenten van het akkerland komen zeer veel grachten en beken voor die de kleine percelen aflijnen en het vlakke landschap intens doorsnijden. De oppervlakkige ontwatering is vooral nodig omdat de ondergrond op heel wat plaatsen weinig tot niet waterdoorlatend is: de zeer fijne dichte klei of kleizandlaag begint op verscheidene plaatsen al op geringe of matige diepte (minder dan 30 tot 60 cm ). Het regenwater kan in de winter niet door deze kleilaag dringen. Anderzijds kan in de zomer ook geen water opstijgen. Van nature is deze grond in de winter dan ook te nat en in de zomer te droog.
Het te nat zijn van de grond in de winter kon opgevangen worden door het ploegen van gewenten, waardoor de grond boven het water kwam te liggen.
De droogte van de grond in de zomer werd opgelost door het gebruik van massa's organisch materiaal. Op heel wat plaatsen was er al een zeer oude bovenlaag van diepe antropogene humus. Door de langdurige aanvoer door de mens van dit organisch materiaal, rijk aan mineralen, werd de kwaliteit van de teeltgrond fel verbeterd. De humus kon beter en langer het vocht bijhouden en de grond warmde sneller op in het voorjaar. Op verscheidene plaatsen moest er eerst enkele jaren flink gemest en gewerkt worden alvorens men op het perceel groenten kon kweken. De grond werd door de telers goed gemaakt voor tuinbouw.
De combinatie van gewenten en het gebruik van veel organisch materiaal maakten de grond uiterst geschikt voor primeurteelten zoals vroege aardappelen, bloemkolen, tomaten, trekwortelen en bleekselder.
Intensief bewerkt: zeer typisch was het "zomerland rijden" en het "op winterland leggen" (zie ver- der). der). gronden heeft en dat de teelten